RADIUS
CCA  Centrum voor Hedendaagse Kunst en Ecologie 

06 september – 23 november 2025

WERKER COLLECTIVE: BECOMING UNCOMMON SUBJECTS

Boek Tickets

RADIUS presenteert met trots BECOMING UNCOMMON SUBJECTS, een tentoonstellingsproject van Werker Collective. De tentoonstelling is opgebouwd rond drie onderling verbonden werken, elk gepresenteerd in een van de drie cirkelvormige ruimtes van RADIUS. De werken geven inzicht in drie centrale werkwijzen binnen de praktijk van Werker: bewegend beeld, textiel en archiefmateriaal. Werker Collective beweegt zich op het snijvlak van arbeid, ecofeminisme en LGBTQIA+-bewegingen en ontwikkelt projecten in samenwerking met een netwerk van betrokken makers, gericht op intergenerationele en intersectionele solidariteit. Deze allianties vormen een ruimte waarin kunst gezamenlijk bestudeerd, verbeeld en gemaakt kan worden. Werker, opgericht door Marc Roig Blesa en Rogier Delfos in Amsterdam in 2009, heeft een archief opgebouwd van drukwerk en bewegend beeld, met inmiddels meer dan drieduizend documenten. Dit archief wordt in elk project op een andere manier geactiveerd, met wisselende samenwerkingsverbanden.

In de kern richt deze tentoonstelling zich op het thema abolitionisme, naar het Engelse ‘abolition,’ als het kritisch begrijpen, ontmantelen en afschaffen van diepgewortelde structuren die structurele ongelijkheid in stand houden. Geworteld in de strijd tegen slavernij fungeert het als kritiek op bestaande machtsverhoudingen en vormt in deze tentoonstelling een lens om arbeid binnen het kapitalisme opnieuw te bezien. Hoe zou het afschaffen van arbeid eruit kunnen zien en hoe zou het aanvoelen? Hoe kunnen we de middelen, uitgangspunten, en tactieken van abolitionisme gebruiken om alternatieve vormen van werk te verbeelden en realiseren, vrij van uitbuiting, competitie en dwangarbeid? Door te onderzoeken wat de afschaffing van arbeid inhoudt, opent deze tentoonstelling ruimte om arbeid opnieuw te definiëren en toe te eigenen. Van arbeid als middel tot onderdrukking en extractie, naar arbeid als middel voor het creëren van ruimtes voor solidariteit, collectieve actie en alternatieve vormen van samenleven—wat schrijver McKenzie Wark aanduidt als ‘de Uncommons.’

In een tijd waarin heteropatriarchale, populistische en nationalistische ideologieën steeds zichtbaarder en schaamtelozer worden verheerlijkt, is het urgenter dan ooit om ruimtes te openen die verzet mogelijk maken—vanuit queer, transfeministische, antiracistische en ecologische perspectieven. In deze tentoonstelling is ‘uncommonality’ een gedeelde basis en potentiële bron van verzet en zelfbeschikking. Via kennisuitwisseling, arbeiderssolidariteit en collectieve artistieke praktijken pleit Werker Collective voor de afschaffing van onderdrukkende systemen en verbeeldt mogelijke alternatieven.

Campagnebeeld WERKER COLLECTIVE: BECOMING UNCOMMON SUBJECTS, met bedrukt textiel uit het archief van WERKER COLLECTIVE, ingescand en nabewerkt door Özgür Deniz Koldaş.

Schrijver McKenzie Wark definieert ‘Uncommons’ als een uitbreiding van het concept ‘Commons’—een ruimte voor gedeeld eigenaarschap en collectieve middelen. Wark betoogt dat arbeiders in de Uncommons niet alleen samenkomen voor het zorgdragen, creëren en verdelen van gedeelde middelen, maar ook om een queer ruimte en tijdsstructuur te bouwen die weerstand biedt tegen de dominante logica van het kapitalisme, heteronormativiteit en gecorrumpeerde culturele productie. De Uncommons omvat tevens wat politiek filosoof Antonio Negri ‘immateriële arbeid’ noemt: zelfgeorganiseerde arbeid die sociale en collectieve verhoudingen tot stand brengt, in plaats van louter materiële goederen te produceren binnen een kapitalistisch kader. ‘Uncommon subject worden is dan ook een zoektocht naar het herwinnen en herdefiniëren van relaties en sociale structuren, door collectieve zorg, verzet en creativiteit.  

In de Uncommons kunnen we onszelf opnieuw betekenis geven. Filosoof Paul B. Preciado benadrukt dat we onderdrukkende fascistische systemen pas werkelijk kunnen doorbreken door de categorieën die ons tot ‘de ander’ maken te herdefiniëren—en uiteindelijk te ontmantelen. Met andere woorden, ‘uncommon’ worden betekent het ontwrichten en herformuleren van termen die lichamen—menselijk en niet-menselijk—onderwerpen aan gendernormen, pathologiseren, commodificeren en racialiseren, met als doel economische waarde te verkrijgen uit betaalde en onbetaalde arbeid. Daarmee draagt het bij aan een groeiende kloof tussen klassen en het in stand houden van binaire ideeën: links of rechts, hetero of queer, legaal of illegaal, wit of anders, natuurlijk of onnatuurlijk. ‘Uncommon’ worden betekent streven naar een leefbaarder bestaan, waarin arbeid niet in dienst staat van winst genereren voor een bevoorrechte minderheid.

Het hedendaags abolitionisme ontstond in de jaren zeventig in de Verenigde Staten als een filosofische en activistische beweging tegen het gevangenissysteem. Het vindt zijn oorsprong in het midden van de negentiende eeuw en is geworteld in de wereldwijde strijd tegen slavernij. In de afgelopen decennia is het abolitionisme uitgebreid tot meer dan alleen de afschaffing van het gevangeniswezen als een systeem van straf, dwangarbeid en racisme. Denkers als Ruth Wilson Gilmore stellen dat abolitionisme niet alleen een oproep is tot de ontmanteling van gevangenissen: het gaat om het begrijpen en ontmantelen van sociale, economische en ruimtelijke structuren die ongelijkheid in stand houden.  In deze context onderzoekt de tentoonstelling de kracht van abolitionisme als strategie voor het afbouwen en afschaffen van onderdrukkende systemen. De afschaffing van arbeid biedt mogelijkheden om werk zelf en opnieuw te definiëren, van arbeid als middel van repressie en uitbuiting naar het creëren van ruimtes voor solidariteit en collectieve actie. 

De Uncommons is een context waarin vrijheid collectief tot uitdrukking komt. Het biedt geen collectieve identiteit volgens de logica van identiteitspolitiek—een politiek van uitsluiting en essentialisme die geen recht doet aan het complexe samenleven in verschil, hoe lastig ook. In plaats daarvan creëert de Uncommons dynamische relaties, met ruimte voor onderlinge steun, verschillen, conflict, vreugde en solidariteit. Judith Butler benadrukt dat alleen degenen—ongeacht van welke soort—die hun ecologische onderlinge afhankelijkheid erkennen, voor politieke doelen kunnen strijden in een bedreigd sociaal en politiek klimaat.

De Uncommons is een lichamelijke eis voor een leefbaarder bestaan: een roep om her-erotisering van onze lichamen, voorbij de kapitalistische blik en vrij van de biopolitieke dwang waarin seksuele voortplanting het kapitalisme slechts van arbeidskracht voorziet. De Uncommons nodigt uit tot een erotiek die het best beschreven wordt door Audre Lorde: erotiek is niet alleen een lichamelijke handeling, maar gaat ook om de intensiteit waarmee we voelen. Lorde stelt ‘wanneer we alle aspecten van ons leven intens voelen, verlangen we van onszelf en onze roeping om in evenwicht te komen met het genotsgevoel waar we toe in staat zijn.’ Juist dit vermogen tot genot is essentieel om terug te winnen in de Uncommons, want ‘het delen van genot, of het nu fysiek, emotioneel, psychisch of intellectueel is, vormt een brug tussen degenen die dit delen, en creëert begrip voor het ongedeelde, wat de dreiging van onderlinge verschillen verzacht.’

Gaandeweg wordt duidelijk dat het ‘uncommon’ subject onmiskenbaar een queer subject is. Niet alleen omdat queer-zijn al impliciet als ‘uncommon’ wordt beschouwd, maar ook omdat het de mogelijkheid belichaamt je los te maken van de kapitalistische, patriarchale en koloniale erfenis van de moderniteit—via strategieën van ontoereikendheid, dissidentie en het weigeren van identiteit. Queerness heeft de potentie om de zichtbaarheid en macht van identiteiten te ontregelen, en de onderlinge verbondenheid tussen strijdvelden bloot te leggen. Verzet tegen het kapitalisme betekent het weigeren om onder die voorwaarden te werken. Verzet tegen het gender construct betekent ook verzet tegen klasse, omdat genderrollen beïnvloed worden door inkomen, opleiding en werk. Verzet tegen klasse betekent verzet tegen arbeid, aangezien de economische waarde van werk gebaseerd is op asymmetrische toegang tot productiemiddelen en kennis—bronnen die in handen zijn van de rijksten, ten koste van de armen. En verzet tegen arbeid is verzet tegen ecologische uitputting, kenmerkend voor een systeem dat voortdurend onbetaald werk en grondstoffen eist van niet-menselijke dieren en ecosystemen. 

Het ‘uncommon’ subject gedijt in dissidentie, vindt vreugde in verzet en erkent de onderlinge afhankelijkheid van het leven. Deze tentoonstelling opent ruimte en tijd om ‘uncommon te worden, door na te denken over politiek engagement; door culturele samenwerking; door kritisch te reflecteren op onze consumptie en reproductie; door onderlinge relaties op te bouwen vanuit verschil; door meer bevredigende vormen van zelfrepresentatie; door te herontdekken hoe we willen verlangen en liefhebben. Het is een grote opdracht, maar we beginnen niet bij nul. De Uncommons ontwikkelt zich al lang in elke queer-, transfeministische, antiracistische, vakbonds-, crip- en ecologische beweging. In het verschil schuilt onze gezamenlijke strijd voor ‘uncommon’ denkwijzen die de ‘normale‘ principes van het kapitalisme kunnen vervangen. Op onze spandoeken herhalen we daarom McKenzie Warks oproep: ‘Workings of the world untie! You have a win to world!’

Download tentoonstellingsbrochure

  1. McKenzie Wark bestudeert het begrip ‘commons al meer dan twintig jaar in haar schrijven, activisme en onderzoek. Het concept van de ‘Uncommons’ vormt al geruime tijd een centrale rol in haar werk en onlangs gaf ze hierover een lezing in Kanal–Centre Pompidou in Brussel. Beeld: portret van McKenzie Wark door Z Walsh.
  2. Paul B. Preciado, ‘Dysphoria Mundi’ (Anagrama, 2022), 21.
  3. Ruth Wilson Gilmore, ‘Abolition Geography: Essays Towards Liberation’ (Verso, 2023).
  4. Audre Lorde, ‘Sister Outsider’ (Crossing Press, 2007), 57.
  5. Deze leuzen komen uit een interview met McKenzie Wark door Tuğçe Yilmaz op bianet.org. Het sluit aan bij haar theoretische werk over ‘de hackerklasse,’ waarover ze uitgebreid schreef in ‘A Hacker Manifesto‘ (Harvard University Press, 2004) en ‘Capital is dead: is this something worse?’ (Verso, 2019). Beeld: Leden van de Street Transvestite Action Revolutionaries (STAR), waaronder mede-oprichter en gay liberation activist Sylvia Rivera (1951–2002) (links) en Marsha P Johnson (1945–1992) (rechts) gedurende een demonstratie. Foto door Fred W. McDarrah.

Samengesteld door Sergi Pera Rusca.

Het DE POLITIEKE GRENZEN VOORBIJ-jaarprogramma van RADIUS in 2025, waar deze tentoonstelling onderdeel van uitmaakt, is mede mogelijk gemaakt door steun van het Mondriaan Fonds en de Gemeente Delft. Deze tentoonstelling is aanvullend ondersteund door Het Cultuurfonds, Stichting Stokroos en het Niemeijer Fonds. Wij danken hen hartelijk voor hun steun!